Een merel. Koffie. Mijn vijfgranenmix met amandelmelk pruttelt op het gasfornuis. Het is zomer, maar het regent zoveel dat het voelt als herfst. Ik houd van de herfst. De geur van regenachtig bos, dikke donkere wolken en vocht in de vorm van mistflarden over het landschap. Witte wieven zeiden ze in de Achterhoek… Nederland… je bent ver weg. Toch voelde je dichtbij toen in juni mijn beste vriendin er was, we hadden elkaar anderhalf jaar niet meer live gezien door de Coronacrisis. Ze had Kruidvat brillendoekjes mee, pindakaas met stukjes noot en dropbielzen. We hebben zoveel gepraat dat mijn keel schor was aan het eind van de week. Nu is het augustus en mis ik haar ondanks dat we veel bellen en appen, nog steeds. Het was gewoon zo fijn een vertrouwd iemand in huis, naast de hondjes.
Het is vijf jaar geleden dat ik naar Frankrijk vertrok. Geen dag spijt en veel obstakels overwonnen. Een emigratie is een hele uitdaging, dan moet je goed kunnen organiseren en plannen. Een hoop regelen ook. Om leren gaan met Franse bureaucratie. Nagelbijten en de kunst van geduld leren hebben. Het is niet persoonlijk bedoeld als de papieren voor de invoer van je auto niet meteen worden goedgekeurd of de belastingdienst meteen een fiscaal nummer van je wil terwijl je er net bent en een aangifte pas het jaar erop kan worden ingediend. Dat soort dingen. Het is niet mijn bedoeling hier uitgebreid op terug te blikken, maar ik vind vijf jaar Frankrijk iets om toch even bij stil te staan. Dus dit is een stukje blog in gestolen tijd, zoals Herman Finkers dat ooit noemde. Dingen die je zegt of doet die er niet wezenlijk toe doen, maar er toch zijn. Weer een beetje stille taal…
Ik las in ‘La vie secrète des écrivains’ van Guillaume
Musso over een jonge schrijver op zoek naar succes. Het ging over een creatieve
schrijfcursus die hij had gevolgd waar de leraar zei dat een goed boek bepaald
wordt door het taalgebruik, de stem van de schrijver en niet zozeer door het
verhaal. Dezelfde verhalen worden eeuwenlang al herhaald, maar in de
originaliteit van de taal kun je je nog van andere schrijvers onderscheiden. De
persoon in het boek was het daar niet mee eens, maar ik zag licht aan de
horizon. Want ik heb herhaaldelijk in mijn leven horen zeggen dat ik een eigen
stijl heb, iets is zó ‘Sas,’ - zelfs mijn pruimenjam met Pastis was origineel, zei mijn Franse buurman aan de rechterkant. Zó leuk als mensen terugkomen op iets wat je met
passie gecreëerd hebt en weggeeft en ze dat dan niet voor lief nemen. Mijn
moeder zei dit toen ik enthousiast mijn jam aan het weggeven was: ‘alleen geven als mensen
het écht waarderen hoor,’ en ze sprak uit ervaring, want als iemand lekkere jam
kan maken, is zij het. 'Ja ma!' In andere gevallen van originaliteit ging het natuurlijk over mijn schilderijen, maar
ook vroeger tijdens mijn studie Frans aan de Vrije Universiteit hoorde ik dit vaak. Dat woord zet ik eigenlijk nooit helemaal neer, maar in een blog ben ik bang dat anderen mij
niet begrijpen, als ik dat niet doe. Dus typ ik de letters V r i j e U n i v e
r s i t e i t terwijl ik denk ‘poeh, wat een gedoe.’ Als ik iets creëer dan
moet dat vooral snel. Voordat de vogel weer gevlogen is, grijp ik hem bij zijn
lurven. (Heeft een vogel lurven? Dat weet ik niet. Dat is iets voor mijn oudste zus
Marike, zij is een vogelexpert.) Ik ben dan ook vrij snel in het dagelijks leven, maar moet
me geregeld inhouden en voor mijn gevoel een lange adem hebben. Een
dieselmotor zijn, terwijl ik meer van sprintjes trekken houd.
Over gemotoriseerde voertuigen gesproken... De eerste auto rijdt alweer over mijn bosweggetje. Het is
zondagochtend en dan gaan veel mensen naar de bakker. De bakker stelt op zich niet
veel voor, maar ze zijn Frans en het is toch leuk voor de toeristen, dat verse witbrood
waar je erg dik van wordt omdat er geen vezel meer inzit. Wat leuk is voor de toeristen,
is dat vrijwel nooit voor mij. Ik ga gewoon naar Lidl en de BI1 voor gezonde boodschappen.
Net als de toeristen in eigen land ook doen. Op vakantie echter gaan ze ineens uitgebreid 'naar de warme bakker.' Toeristen zijn een beetje een doorn in mijn oog, dat
weten jullie als je mijn blog vaker leest. Daar kunnen ze zelf niet veel aan
doen, het zit bij mij ingebakken. Ik haat lawaai en toeristen hebben de neiging
niet in de Morvan naar de stilte te luisteren, maar gezellig met zoveel mogelijk andere
toeristen te willen barbecueën enz.... Ik heb ervaring met toerist zijn en daar hield ik helemaal niet van. Onzeker was ik op vreemde
plekken, vooral in een grote stad met zakkenrollers en veel steen, mensen en
honden aan té korte riemen. Als reisleidster viel het nog mee omdat ik daarmee
een belangrijke rol en verantwoordelijkheden had. Nee, het stille geluk pakken van op een mooi plekje wonen
bevalt me beter en het is me blijkbaar door de grote voorzienigheid gegund. Daar
hoort in dit dorp dus alleen wel bij dat ik tijdens het seizoen toeristen moet gedogen. Een klein keerzijdetje
van verder een mooie grote medaille.
In La vie secrète des écrivains herkende ik dus ineens weer de schrijfster in mezelf wat me aanzette om de honden los te laten (ik knuffel ze liefst de hele dag door), weer eens op mijn gat te gaan zitten en dit blog te schrijven. Mijn stem hervinden en opnieuw laten klinken. Zo hard ik wil. Op mijn eigen manier. Lekker puh.
Het is inmiddels buiten licht geworden en mijn vijfgranenmix met amandelmelk volkomen verpieterd. Natuurlijk heb ik onderwijl het gas uitgezet toen het aanbrandde en begon te stinken. Een andere portie moet op het vuur, maar de merel klinkt nog steeds en ik mag naast het bestuderen van de mistflarden van vandaag misschien straks mijn lieve kleine hondenmeisje (zie foto met mij) begeleiden bij haar aanstaande bevalling. Kan ook later in de week worden... Ik heb geen idee wanneer haar eitjes precies Picasso's zaadjes hebben gevonden, maar ik vertrouw mijn toppertje met moederinstinct volledig. Er zijn ook meer dan genoeg hulptroepen, op digitale afstand, maar ook heel erg dichtbij. Mijn vriendelijke buurman links van me blijkt dertig jaar lang hondenfokker in het Zuiden geweest te zijn waar ik pas achter kwam toen hij het me laatst aan het hek kwam vertellen. Dus als ik hulp nodig had kan ik hem letterlijk roepen. Bijzonder!
Het leven zit toch werkelijk vol wonderen als je er open voor staat. Dat heb ik jaren geleden geleerd van schrijver Arthur Japin en hij heeft ontzettend gelijk! De kunst is alleen om tijd te maken en écht te gaan leven op een manier die bij jou past. Durven kiezen voor wat je gelukkig maakt, met of zonder partner, man of vrouw, want ja nu ik het er op de valreep van deze tekst over heb: als iemand nog een leuke, LANGE en gevoelige hondenman van boven de vijftig weet? Ik ben opnieuw beschikbaar, een lief en warm mens met ruimte voor nog veel meer wonderen… 😉
Wordt vervolgd!