vrijdag 1 juni 2018

Vergane glorie

In het huis hing een serene sfeer. Op de vloer lag een dikke kokosmat, eronder zitten dieprode tegels. De lege muren waren geverfd in zachtgeel, abrikoos en roomwit. Nergens hing een foto of schilderij, er was zelfs geen spijker. In het verlengde van de woonkamer was de grote open keuken. Op de grote ramen in de keuken zaten ijsbloemen. Het was min twaalf, die winterse dag in januari 2018 toen ik mijn nieuwe huis voor het eerst zag.
  Het gasfornuis zweeg. Op het aanrecht staarde een grote pan glazig naar een abrupt stilgelegde afwasborstel of zo leek het. De geblokte tegeltjes van de keukenvloer waren geel en zacht rood. Ze pasten bij de binnenkant van de luiken die van hetzelfde rood waren. Zachtgeel van buiten, rood van binnen. Dit was geen geijkt oud-Frans interieur met zware eiken meubelen en een muffe, stoffige geur. Integendeel. Dit was anders. Dit was heel bijzonder. Dit was een huis zoals ik op mijn huizenjacht nog niet eerder gezien had. Een verrassing. De namen op het bordje bij het hek deden Indonesisch aan. Op een kastje in de kamer stond een Boeddhabeeld en een asbak. Er lag een hondenkleed en een bot. Een wit stoffen dromenvanger bewoog lichtjes voor het raam naar de tuin. Het was er stil. Doodstil. 


  De grote tuin lag om het huis heen, maar het grootste deel bevond zich aan de achterkant, bij het houthok en de grote ladder naar de zolder. Aan de zijkant, tussen de tuin van de buren en het huis stond een grote eikenboom, verder waren er vooral doorgeschoten braamstruiken. In een vergaan perkje in het midden van de tuin, naast een metalen houder van een droogmolen pronkte een grote steen, diep oranjerood met een parelmoeren glans. Het leek een oranje calsiet, een warmtesteen die zonne-energie, creativiteit en artistieke kwaliteiten geeft. Ik weet het niet zeker, ik ben niet thuis in de wereld van de edelstenen, hoewel ik er wel erg van houd en ze me zelf soms cadeau doe. Langs het weggetje stonden drie hoge dennen. Onder de dennen stond een stenen bankje, met twee grote stenen om op te zitten erbij, ze vormden een kleine kring. Het huis lag aan het laatste weggetje van een dorp, Saint-Honoré-les-Bains. Een kuuroord. Toeristisch in de zomer en rustig in de winter met een mild klimaat. Een beschutte plek tegen de flanken van natuurpark de Morvan, een toegangspoort naar het Nationaal park. 
  Er waren twee manieren om op de bovenverdieping te komen. Via de buitentrap, een brede stenen trap met een klein balkon of binnendoor, via een smalle wenteltrap. We gingen via de buitentrap. We kwamen boven in een lichte ruimte met een bureau en de tweede slaapkamer. Dit was een grote kamer, met een raam dat uitkijkt op de eik en het weggetje met de hoge dennen. Er was ook hier een ingebouwde houtkachel, net als beneden. Dat zou warm genoeg moeten zijn, naast de elektrische centrale verwarming door het hele huis, niet op norm, zoals nooit met dit soort installaties vanwege de snel veranderende wetgeving. Ik zag mijn ezel staan en mijn verf netjes uitgestald op de lange tafel tegen de muur. Als ik op zou kijken vanachter mijn doek, kon ik uit het raam kijken. Een raam dat openstond in de zomer en waar in de winter de petroleumkachel van mijn vader onder zou branden op hele koude dagen. Dit was een huis waar het warm zou zijn, waar ik de baas zou zijn over de tocht.
  Voor de andere slaapkamer moest ik drie treetjes op, dan kwam ik op de overloop met licht in abrikozenkleur geverfde muren en de wenteltrap links en rechts de badkamer. Eenvoudig, maar met persoonlijke details en een groot raam dat helemaal open kon. Ik zag me staan, na het douchen, met nat haar en een schone handdoek van de stapel op het bovenste plankje onder het kleine wasbakje. Een badkamer waar ik zou kunnen staan met een raam dat helemaal open kon!
  In de slaapkamer zaten twee ramen met uitzicht op het weggetje en de ander de eik. Hier kon je ver kijken over de weilanden en het lichtglooiende landschap richting Vandenesse. De omgeving hier doet Limburgs aan, de honden en ik hoeven hier tijdens het wandelen niet te klimmen, maar er is ook geen dennenbos waar ik zo van houd al was het alleen maar vanwege de geur. Het bos aan het eind van het weggetje is loofbos en heeft geen rotsen. Je komt er andere mensen met honden tegen. Er gaat een beekje doorheen als het geregend heeft. De natuur is hier anders dan in de Hoge Morvan, minder ruig, minder wild, beschaafder zou ik het bijna noemen, in de zin van meer vermenselijkt, minder dierlijk.
  In de kamer is een kast gebouwd met ruimte voor al mijn kleren. De vloer is van hout, de kleuren zijn ook hier neutraal lichtgeel. De ramen konden eerst niet open, door de kou, later wel. Het lentegroen kwam me meteen tegenmoet. Ik zag hier ook een klein bureautje staan, voor het raam met de verre blik. Niet dat ik dat zou gebruiken, maar het zou zo leuk staan. Dat idee had ik met elke ruimte in dit huis, zelfs in de kelders die gelijkvloers zijn met de hal en de woonkamer, de vele ramen die het huis een hoop licht en zon geven. Ik zag ons er wonen. Ik zag voor me wat het kon worden met mijn spulletjes en dieren erin. Ik voelde het. Dit huis lag misschien niet op de ideale plek, ik ben kwa plek natuurlijk schandelijk verwend in mijn huurhuis in Athez, maar daar blijft iedere vergelijking meteen al steken. Dit was iets nieuws, ik was hier nog nooit geweest, in deze streek, in  de Zuid-Morvan, en voelde toch iets eigens. Ruimte om te groeien. Te leven. Mezelf te vernieuwen. De tocht, de lekkages, het onderhoud van het grote terrein, de vele in- en uitgangen, alle kamers, een ongebruikte bovenverdieping, de balken in de keuken, het eeuwige trapje op, trapje af, het niet kunnen staan in de badkamer, maar vooral de schimmel, al die muren met het witte laagje kon ik inruilen voor dit huis waar elke ruimte simpelweg prettig aanvoelde. Elke ruimte. Elke centimeter.
  Wat er zich ook heeft plaatsgevonden in dit huis, er gaan verhalen, ik ken ze, maar voor mij heeft de bewoonster er een energie gebracht waar ik van houd en die ik meteen voelde toen ik binnenkwam. Sereniteit. Creativiteit. Rust. Licht. Zon. Dit huis in Saint-Honoré-les-Bains heeft niets van het huisje aan het eind van een weggetje dat ik in mijn hoofd had toen ik ging emigreren. Echt niets. Mensen vragen of dit mijn droomhuis is, nee, zeg ik dan. Mijn droomhuis is mijn droomhuis. Dít is mijn woonhuis, op een creatieve inspirerende plek, want zo voelt het. Vergane glorie volgens velen, duidend op de rijke geschiedenis van deze ooit mondaine badplaats, dan zeg ik: beter vergane glorie dan geen glorie! En mijn dromen mogen mijn dromen blijven, dat is de manier waarop ik werkelijk blijf bestaan... 

6 opmerkingen:

  1. Ha Saskia, fijn bericht dat blog. Groet van Maarten en Therese. 🙂

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ha Saskia, fijn bericht dat blog. Groet van Maarten en Therese. 🙂

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ha Maarten! Dank jullie wel, lief.
      Hoop jullie eens terug te zien in de buurt van Saint-Honoré-les-Bains... Ik heb nog altijd veel contact met Trudie&Ruud; zulke lieve vrienden <3
      Groetjes, Saskia

      Verwijderen
  3. Ik ben weer helemaal onder de indruk van je blog. Je schrijft zo mooi en beeldend, ik hoef je niet te bezoeken om te weten hoe je huis er uit ziet. Heel veel geluk, gezondheid en creativiteit wens ik je in jouw nieuwe thuis.
    Justine Smit

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Hoi Justine, wat een bemoedigende woorden weer van je, hartelijk dank! Het zou leuk zijn je eens te ontmoeten met Vincent samen bijvoorbeeld, tijdens een van mijn exposities ergens in de toekomst!
      Groetjes, Saskia

      Verwijderen
    2. Ja, dat zou heel erg leuk zijn! Maar ik kijk nog meer uit naar je nieuwe boek!

      Verwijderen