In het huis hing een serene
sfeer. Op de vloer lag een dikke kokosmat, eronder zitten dieprode tegels. De lege
muren waren geverfd in zachtgeel, abrikoos en roomwit. Nergens hing een foto of
schilderij, er was zelfs geen spijker. In het verlengde van de woonkamer was de
grote open keuken. Op de grote ramen in de keuken zaten ijsbloemen. Het was min
twaalf, die winterse dag in januari 2018 toen ik mijn nieuwe huis voor het
eerst zag.
Het gasfornuis zweeg. Op het aanrecht staarde een grote pan glazig naar een
abrupt stilgelegde afwasborstel of zo leek het. De geblokte tegeltjes van de
keukenvloer waren geel en zacht rood. Ze pasten bij de binnenkant van de luiken
die van hetzelfde rood waren. Zachtgeel van buiten, rood van binnen. Dit was
geen geijkt oud-Frans interieur met zware eiken meubelen en een muffe, stoffige
geur. Integendeel. Dit was anders. Dit was heel bijzonder. Dit was een huis zoals
ik op mijn huizenjacht nog niet eerder gezien had. Een verrassing. De namen op het bordje bij het hek
deden Indonesisch aan. Op een kastje in de kamer stond een Boeddhabeeld en een
asbak. Er lag een hondenkleed en een bot. Een wit stoffen dromenvanger bewoog
lichtjes voor het raam naar de tuin. Het was er stil. Doodstil.
De grote tuin lag om het huis heen, maar het grootste deel bevond zich aan
de achterkant, bij het houthok en de grote ladder naar de zolder. Aan de
zijkant, tussen de tuin van de buren en het huis stond een grote eikenboom,
verder waren er vooral doorgeschoten braamstruiken. In een vergaan perkje in
het midden van de tuin, naast een metalen houder van een droogmolen pronkte een
grote steen, diep oranjerood met een parelmoeren glans. Het leek een oranje calsiet,
een warmtesteen die zonne-energie, creativiteit en artistieke kwaliteiten geeft. Ik weet het niet zeker, ik ben niet thuis in de wereld van de edelstenen, hoewel ik er wel erg van houd en ze me zelf soms cadeau doe. Langs
het weggetje stonden drie hoge dennen. Onder de dennen stond een stenen bankje,
met twee grote stenen om op te zitten erbij, ze vormden een kleine kring. Het
huis lag aan het laatste weggetje van een dorp, Saint-Honoré-les-Bains. Een kuuroord. Toeristisch in de zomer en rustig in de winter
met een mild klimaat. Een beschutte plek tegen de flanken van natuurpark de
Morvan, een toegangspoort naar het Nationaal park.
Er waren twee manieren om op de bovenverdieping te komen. Via de
buitentrap, een brede stenen trap met een klein balkon of binnendoor, via een
smalle wenteltrap. We gingen via de buitentrap. We kwamen boven in
een lichte ruimte met een bureau en de tweede slaapkamer. Dit was een grote kamer,
met een raam dat uitkijkt op de eik en het weggetje met de hoge dennen. Er was ook
hier een ingebouwde houtkachel, net als
beneden. Dat zou warm genoeg moeten zijn, naast de elektrische centrale verwarming
door het hele huis, niet op norm, zoals nooit met dit soort installaties vanwege de snel veranderende wetgeving. Ik zag mijn ezel staan en mijn verf netjes uitgestald op de
lange tafel tegen de muur. Als ik op zou kijken vanachter mijn doek, kon ik
uit het raam kijken. Een raam dat openstond in de zomer en waar in de winter de
petroleumkachel van mijn vader onder zou branden op hele koude dagen. Dit was
een huis waar het warm zou zijn, waar ik de baas zou zijn over de tocht.
Voor de andere slaapkamer moest ik drie treetjes op, dan kwam ik op de
overloop met licht in abrikozenkleur geverfde muren en de wenteltrap links en rechts de
badkamer. Eenvoudig, maar met persoonlijke details en een groot raam dat
helemaal open kon. Ik zag me staan, na het douchen, met nat haar en een schone handdoek
van de stapel op het bovenste plankje onder het kleine wasbakje. Een badkamer
waar ik zou kunnen staan met een raam dat helemaal open kon!
In de slaapkamer zaten twee ramen met uitzicht op het weggetje en de
ander de eik. Hier kon je ver kijken over de weilanden en het lichtglooiende
landschap richting Vandenesse. De omgeving hier doet Limburgs aan, de honden en
ik hoeven hier tijdens het wandelen niet te klimmen, maar er is ook geen dennenbos
waar ik zo van houd al was het alleen maar vanwege de geur. Het bos aan het
eind van het weggetje is loofbos en heeft geen rotsen. Je komt er andere mensen
met honden tegen. Er gaat een beekje doorheen als het geregend heeft. De natuur
is hier anders dan in de Hoge Morvan, minder ruig, minder wild, beschaafder zou
ik het bijna noemen, in de zin van meer vermenselijkt, minder dierlijk.
In de kamer is een kast gebouwd met ruimte voor al mijn kleren. De vloer
is van hout, de kleuren zijn ook hier neutraal lichtgeel. De ramen konden eerst
niet open, door de kou, later wel. Het lentegroen kwam me meteen tegenmoet. Ik zag
hier ook een klein bureautje staan, voor het raam met de verre blik. Niet dat
ik dat zou gebruiken, maar het zou zo leuk staan. Dat idee had ik met elke
ruimte in dit huis, zelfs in de kelders die gelijkvloers zijn met de hal en de woonkamer, de vele ramen die het huis een hoop
licht en zon geven. Ik zag ons er wonen. Ik zag voor me wat het kon worden met
mijn spulletjes en dieren erin. Ik voelde het. Dit huis lag misschien niet op de
ideale plek, ik ben kwa plek natuurlijk schandelijk verwend in mijn huurhuis in Athez, maar
daar blijft iedere vergelijking meteen al steken. Dit was iets nieuws, ik was
hier nog nooit geweest, in deze streek, in de Zuid-Morvan, en voelde toch iets eigens. Ruimte om
te groeien. Te leven. Mezelf te vernieuwen. De tocht, de lekkages, het
onderhoud van het grote terrein, de vele in- en uitgangen, alle kamers, een
ongebruikte bovenverdieping, de balken in de keuken, het eeuwige trapje op,
trapje af, het niet kunnen staan in de badkamer, maar vooral de schimmel, al
die muren met het witte laagje kon ik inruilen voor dit huis waar elke ruimte simpelweg
prettig aanvoelde. Elke ruimte. Elke centimeter.
Wat er zich ook heeft plaatsgevonden in dit huis, er gaan verhalen, ik ken ze, maar voor mij heeft de bewoonster er
een energie gebracht waar ik van houd en die ik meteen voelde toen ik
binnenkwam. Sereniteit. Creativiteit. Rust. Licht. Zon. Dit huis in Saint-Honoré-les-Bains heeft niets van het huisje aan het eind van een weggetje dat ik
in mijn hoofd had toen ik ging emigreren. Echt niets. Mensen vragen of dit mijn
droomhuis is, nee, zeg ik dan. Mijn droomhuis is mijn droomhuis. Dít is mijn woonhuis, op een creatieve inspirerende plek, want zo voelt het. Vergane glorie volgens velen, duidend op de rijke geschiedenis van deze ooit mondaine badplaats, dan zeg ik: beter vergane glorie dan geen glorie! En mijn dromen mogen mijn dromen blijven, dat is de manier waarop ik werkelijk blijf bestaan...
Ha Saskia, fijn bericht dat blog. Groet van Maarten en Therese. 🙂
BeantwoordenVerwijderenHa Saskia, fijn bericht dat blog. Groet van Maarten en Therese. 🙂
BeantwoordenVerwijderenHa Maarten! Dank jullie wel, lief.
VerwijderenHoop jullie eens terug te zien in de buurt van Saint-Honoré-les-Bains... Ik heb nog altijd veel contact met Trudie&Ruud; zulke lieve vrienden <3
Groetjes, Saskia
Ik ben weer helemaal onder de indruk van je blog. Je schrijft zo mooi en beeldend, ik hoef je niet te bezoeken om te weten hoe je huis er uit ziet. Heel veel geluk, gezondheid en creativiteit wens ik je in jouw nieuwe thuis.
BeantwoordenVerwijderenJustine Smit
Hoi Justine, wat een bemoedigende woorden weer van je, hartelijk dank! Het zou leuk zijn je eens te ontmoeten met Vincent samen bijvoorbeeld, tijdens een van mijn exposities ergens in de toekomst!
VerwijderenGroetjes, Saskia
Ja, dat zou heel erg leuk zijn! Maar ik kijk nog meer uit naar je nieuwe boek!
Verwijderen